12-03-2020 | De perfecte machine en de leeggezogen mens (+NL audiobook)
High Resolution Photo by Ofoto Ray
Lost in Holland 120320
JPG - 4746 x 3184 px
note: “Voortaan plaats ik de NL en UK verhalen in afzonderlijke posts. De engelse vertalingen worden in RAYRADIO geplaatst als AUDIOBOOK. Bij de Nederlandse tekst plaats ik ook direct het voorgelezen verhaal. (in .mp3 formaat)
From now on, I will post the Dutch and English stories in separate posts. The English translations will be published on RAYRADIO as an audiobook.”
De perfecte machine en de leeggezogen mens.
Jenner stond op de rand van de heuvel, zijn rug recht en zijn handen verstopt in de diepe zakken van zijn jas. De koude wind blies door zijn dunne haar, maar hij merkte het nauwelijks. Voor hem danste de rook in dikke, witte wolken boven het fabrieksterrein. Het was een monsterlijke plek, een doolhof van metaal en beton dat een eeuwigheid leek uit te ademen. Jenner keek ernaar, niet met angst of respect, maar met een soort vermoeide minachting. Alles in zijn leven was uiteindelijk teleurstellend gebleken – inclusief de wereld om hem heen.
Zijn vrienden, zijn collega’s, zelfs zijn familie – allemaal waren ze in zijn ogen grijs en oppervlakkig. Jenner was anders. Dat wist hij al van jongs af aan. Terwijl andere kinderen met speelgoedauto’s speelden, ontwierp hij machines. Machines die zouden kunnen vliegen, die zichzelf zouden kunnen repareren. Op zijn twaalfde bouwde hij een computer die slimmer was dan zijn docenten. En op zijn achttiende ontdekte hij een wiskundige theorie die zo complex was dat zelfs de meest gerenommeerde professoren het nauwelijks konden begrijpen. Ze noemden hem een genie. Maar Jenner voelde zich geen genie. Hij voelde zich... alleen.
De rook voor hem leek hem te roepen. Het had iets magnetisch. Jenner wist dat het niet zomaar rook was. Er was iets aan die fabriek, iets dat hem hierheen had gedreven. Hij had geen uitnodiging nodig gehad, geen opdracht gekregen. Hij was hier omdat zijn instinct hem dat had verteld. Jenner volgde altijd zijn instinct. Het was het enige waar hij echt op kon vertrouwen.
Terwijl hij langzaam de heuvel afliep en dichter bij de fabriek kwam, voelde hij de lucht zwaarder worden. Elk van zijn stappen liet een spoor achter in het vochtige gras. De rook was niet gewoon vervuiling, dat wist hij. Het rook naar metaal, naar brandend plastic, maar daaronder zat nog iets anders – een zoetige geur die hij niet kon plaatsen. Hij bleef stilstaan en keek naar zijn schoenen, die bedekt waren met een dunne laag as.
“Wat zoek je hier, Jenner?” fluisterde hij tegen zichzelf.
Hij had geen antwoord. Hij zocht altijd iets, maar wist nooit precies wat. Het enige wat hij zeker wist, was dat hij nooit tevreden zou zijn.
Jenner herinnerde zich nog de eerste keer dat hij iemand teleurstelde. Het was zijn moeder geweest. Ze had tranen in haar ogen toen ze hem vertelde dat zijn vader hen had verlaten. Jenner was acht, en in plaats van verdrietig te zijn, stelde hij vragen. “Waarom is hij gegaan? Wat voelde hij? Was het een logische keuze?” Zijn moeder kon zijn kalme, analytische toon niet verdragen en schreeuwde: “Waarom voel je niets? Waarom ben je zo koud?”
Hij wist niet hoe hij moest antwoorden. Zelfs nu, tientallen jaren later, begreep hij het nog steeds niet. Emoties waren... inefficiënt, vond hij. Ze stonden in de weg van oplossingen. En Jenner was een man van oplossingen. Maar in zijn zoektocht naar perfectie had hij zichzelf afgesloten van alles wat hem menselijk maakte.
De fabriek leek verlaten, maar Jenner wist dat dat een illusie was. Hij liep verder, naar een groot hek waar een bord hing met de tekst: “Verboden Toegang – Levensgevaarlijk.” Een flauwe glimlach gleed over zijn gezicht. Gevaar had hem nooit afgeschrikt. Hij tilde het hek omhoog en wrong zich eronderdoor.
Binnen in de fabriek was het stil, op het constante gebrom na dat door de muren leek te pulseren. Jenner keek om zich heen. Machines stonden in lange rijen, sommige roestig, andere nog in beweging. Maar wat zijn aandacht trok, was de rook. Het leek niet simpelweg uit schoorstenen te komen; het leek een doel te hebben. Het bewoog, als een levend wezen, door de gangen en de kamers.
“Het leeft,” mompelde hij. Hij wist dat het onmogelijk was, maar toch voelde het waar.
Jenner volgde de rook die hem door de gangen leidde. Hij had geen kaart nodig. Iets diep in hem wist precies waar hij heen moest. Na wat een eeuwigheid leek, kwam hij bij een enorme deur van staal. Op de deur was in grote letters geschreven: “Project Omega.”
Zijn hart begon sneller te slaan. Voor het eerst in lange tijd voelde hij opwinding. Jenner duwde de deur open, en wat hij daar zag, liet hem even sprakeloos achter.
In het midden van de kamer stond een enorme machine. Het was geen gewone machine – het leek een soort hybride te zijn van biologie en technologie. Slangen van metaal kronkelden als aderen over een centrale kern die pulseerde met een zacht, blauw licht. En uit de machine kwam de rook.
Jenner liep langzaam naar voren. Zijn ogen glinsterden terwijl hij de structuur bestudeerde. Dit was... perfectie. Een kunstwerk. Een genie had dit gebouwd, dat was zeker. Maar wie? En waarom?
Net toen hij dichterbij wilde komen, hoorde hij een stem achter zich. Het was rustig, maar krachtig.
“Je bent gekomen.”
Jenner draaide zich om en zag een man in een donkere jas staan. De man keek hem aan met een blik die zowel nieuwsgierig als intens was.
“Wie ben jij?” vroeg Jenner.
De man glimlachte. “Dat doet er niet toe. Het enige wat telt, is dat jij de enige bent die dit kan begrijpen. Deze machine. Dit project. Jij bent... zoals ik.”
Jenner fronste. “Zoals jij? Je kent me niet eens.”
“Oh, maar dat doe ik wel,” zei de man. “Ik ken je beter dan je jezelf kent. Je bent altijd ontevreden, altijd zoekend, altijd eenzaam. Alles wat je aanraakt, voelt alsof het tekortschiet. Nietwaar?”
Jenner voelde een golf van woede. “Je hebt geen idee waar je het over hebt.”
“Maar dat heb ik wel,” zei de man kalm. “En daarom ben je hier. Omdat deze machine – wat het doet, wat het kan – jouw zoektocht kan beëindigen. Het kan alles perfect maken. Inclusief jou.”
Jenner keek naar de machine. Hij voelde zich aangetrokken tot de kern, alsof het hem riep. Maar hij voelde ook angst. Wat bedoelde de man?
De man liep naar de machine en legde zijn hand op de kern. “Dit is meer dan technologie. Het is een revolutie. Het kan gedachten herschrijven, realiteiten veranderen. Het kan je laten voelen wat je nooit hebt gevoeld. Het kan de leegte vullen.”
Jenner staarde hem aan. “Wat wil je van mij?”
“Ik wil niets,” zei de man. “De keuze is aan jou. Sluit je aan op de machine. Laat het je transformeren. Of draai je om en leef verder in de schaduw van je eigen genialiteit.”
Jenner voelde zijn ademhaling versnellen. Alles in hem wilde begrijpen wat deze machine was. Maar diep vanbinnen voelde hij ook iets anders – een klein, zwak stemmetje dat hem waarschuwde. Wat als het een val was? Wat als hij... zichzelf zou verliezen?
Hij keek naar de man, die hem rustig aankeek, alsof hij al wist wat Jenner zou kiezen.
“Waarom zou ik je vertrouwen?” vroeg Jenner.
“Dat moet je niet,” zei de man simpelweg. “Maar vraag jezelf af: kun je nog langer doorgaan zoals je nu bent? Kun je nog langer in de rook leven?”
Jenner sloot zijn ogen. De rook omhulde hem nu volledig. Hij wist dat hij een keuze moest maken. Maar wat zou hij kiezen?
Jenner stond roerloos, de woorden van de man echoënd in zijn hoofd. De machine pulseerde zacht, alsof het hem gerust wilde stellen, alsof het hem wilde zeggen dat alles beter zou worden als hij zich eraan overgaf. Maar Jenner had nooit iets of iemand vertrouwd, behalve zijn eigen geest. Toch leek dit anders. Dit was niet zomaar een beslissing; het voelde als het snijpunt van zijn hele bestaan. Alles wat hij ooit had gedaan, alles wat hij ooit had gedacht, leidde hem naar dit moment.
Hij zette een stap naar voren, dichter bij de kern van de machine. Het licht leek feller te worden, alsof het zijn aanwezigheid opmerkte. Jenner voelde een tinteling in zijn vingertoppen, een vreemde, magnetische energie die hem voortduwde. Toch draaide hij zich om naar de man. “En als ik nee zeg? Wat gebeurt er dan?”
De man bleef kalm, zijn houding onveranderlijk. “Dan draai je je om, Jenner. Dan verlaat je deze fabriek, deze machine, en ga je terug naar een leven vol onvoldoening. Je weet wat je daar zult vinden: dezelfde leegte die je hierheen heeft gebracht.”
Jenner’s ademhaling versnelde. De woorden waren scherp en direct, maar vooral pijnlijk accuraat. Hij wist dat de man gelijk had. Hoe vaak had hij niet geprobeerd om betekenis te vinden? Hoe vaak had hij niet geprobeerd om zichzelf te overtuigen dat er meer was, dat hij simpelweg op het verkeerde pad zat? Het enige wat hij altijd tegenkwam, was teleurstelling – in anderen, in de wereld, maar bovenal in zichzelf.
“Maar wat ben jij?” Jenner’s stem trilde licht. “Je zegt dat ik een keuze heb, maar waarom laat je me niet gewoon gaan? Waarom wil je dit van me?”
De man glimlachte flauwtjes. “Ik ben niets meer dan een gids, Jenner. Een schaduw in jouw verhaal. Wat je hier doet, heeft niets met mij te maken. Het gaat om jou, en jij alleen. Maar begrijp dit: wat je ook kiest, het zal alles veranderen. Zelfs niet kiezen is een keuze.”
Jenner voelde de grond onder zijn voeten steviger worden, alsof de fabriek zichzelf verzwaarde met zijn aanwezigheid. Hij keek opnieuw naar de machine. Het licht dat ervan afstraalde, leek zijn gedachten te lezen. Beelden flitsten door zijn geest – zijn moeder, die hem huilend had achtergelaten in zijn slaapkamer. Zijn voormalige collega’s, die hem bewonderend maar afstandelijk aankeken. De lange avonden waarop hij alleen achter zijn bureau zat, in de wetenschap dat niemand zijn ideeën volledig begreep. En dan die ene gedachte, die hij altijd probeerde te onderdrukken: Wat als ik de wereld niet nodig heb? Wat als ik gewoon ophoud te bestaan?
Zijn hand reikte uit, bijna instinctief. Hij kon de warmte van de kern voelen, een hartslag die synchroon ging met de zijne. Hij trok zijn hand snel terug. “Wat doet het?” Jenner’s stem brak bijna. “Als ik het aanraak, wat gebeurt er dan?”
De man deed een stap opzij, als om hem een beter zicht te geven op de machine. “Het vult de leegte. Het maakt je... compleet. Alles wat je mist, alles wat je zoekt, wordt realiteit. Maar,” hij pauzeerde, “het zal je veranderen.”
“Hoe?” Jenner’s ogen versmalden. “Wat verandert het?”
“Dat kan ik niet voorspellen,” zei de man rustig. “Misschien maakt het je perfect, zoals je altijd hebt gewild. Misschien vernietigt het je. Maar dat is niet aan mij om te bepalen. Dat is aan jou.”
Jenner keek terug naar de machine. Voor het eerst in zijn leven voelde hij echte angst. Niet voor de machine, niet voor de man, maar voor zichzelf. Want diep vanbinnen wist hij dat hij het wilde. Hij wilde weten wat er achter de rook lag. Hij wilde weten of hij écht beter kon zijn, of hij eindelijk dat ongrijpbare gevoel van voldoening kon vinden. Maar een ander deel van hem schreeuwde dat hij weg moest rennen, dat hij hier niet thuishoorde, dat dit niet de oplossing was.
Hij sloot zijn ogen. Het geluid van zijn eigen ademhaling vulde de ruimte. En toen, zonder verder na te denken, plaatste hij zijn hand op de kern.
De warmte werd onmiddellijk intens. Jenner voelde hoe een stroom van energie door zijn lichaam schoot, alsof hij werd opgeslokt door een onzichtbare kracht. Zijn ogen vlogen open, maar hij zag niets behalve licht. Hij hoorde de man niet meer. De fabriek verdween. Alles smolt samen in een wit, eindeloos universum.
Zijn gedachten begonnen te vervagen. Hij voelde geen zwaarte meer, geen honger, geen dorst. Hij voelde... perfectie. Maar het was vreemd. Het was leeg. Jenner probeerde iets vast te grijpen, een gedachte, een herinnering, iets wat hem terug kon brengen naar wie hij was. Maar het glipte door zijn vingers. De machine had hem vast. Het vormde hem om.
“Jenner,” fluisterde een stem, zacht en vertrouwd. Het klonk als zijn eigen stem, maar ook niet. “Je bent meer dan wat je was. Laat los. Laat alles los.”
Jenner wilde protesteren, maar hij had geen woorden meer. Hij voelde hoe zijn lichaam oploste in het licht, hoe zijn geest werd ontdaan van elke imperfectie, elke twijfel, elke pijn. En toen... niets.
Toen hij zijn ogen weer opende, stond hij opnieuw in de fabriek. De rook was verdwenen. De machine stond stil, haar kern dof en leeg. Jenner keek naar zijn handen. Ze voelden hetzelfde, maar toch... anders. Hij ademde in. Voor het eerst voelde hij geen leegte. Geen twijfels. Geen eenzaamheid.
De man stond tegenover hem, dezelfde rustige blik in zijn ogen. “En? Wat voel je?”
Jenner dacht na. Hij voelde geen euforie, geen verdriet, geen woede. Alleen... rust. “Ik voel niets,” zei hij uiteindelijk.
De man knikte. “Dat is het punt.”
Jenner keek naar de machine. Hij wist dat hij moest vertrekken, maar iets hield hem daar. Was dit wat hij altijd al zocht? De afwezigheid van al die emoties, al die tegenstrijdigheden die hem altijd hadden geteisterd? Of was het iets anders?
Hij draaide zich om en liep de fabriek uit, zonder nog een woord te zeggen. Terwijl hij over de heuvel liep, merkte hij dat de wereld stiller leek, kalmer. Jenner ademde diep in. Alles wat hij ooit had gewild, had hij nu – en toch bleef een flinterdun gevoel hem achtervolgen, als een schaduw in zijn perfectie.
Een stem fluisterde diep in zijn gedachten: Wat heb je opgegeven om dit te bereiken?
Jenner liep verder, de rook achter zich latend. Maar diep vanbinnen wist hij dat het nooit echt achter hem zou blijven.
Jenner liep door, zijn voetstappen dof en geruisloos in het natte gras. De lucht leek opgeklaard, vrij van de rook die eerder als een deken over het landschap lag. Het voelde bijna sereen, alsof de wereld zichzelf had gezuiverd. Jenner probeerde zijn gedachten te ordenen, maar er waren geen gedachten. Geen chaos, geen vragen. Alleen een onheilspellende leegte.
Hij stopte en draaide zich om naar de fabriek, die nu als een reusachtige, stille kolos achter hem stond. De rook was verdwenen. Zelfs het gebrom van de machines leek opgehouden. Het was alsof de fabriek niet meer bestond – of misschien nooit echt had bestaan. Jenner fronste. Dat gevoel, dat vaag herkenbare gevoel, kroop in hem omhoog: twijfel. Maar hij kon het niet vasthouden. Zijn geest, die altijd scherp en wervelend was, voelde nu vlak, kalm, zoals een rimpelloos meer.
Hij hief zijn hand op en bekeek zijn vingers. Ze zagen er hetzelfde uit als altijd, maar ze voelden anders. Alsof ze niet helemaal van hem waren. Zijn ademhaling versnelde, een reflex van zijn lichaam, maar zelfs dat voelde onwerkelijk. Hij drukte zijn hand tegen zijn borst, zoekend naar zijn hartslag. Het klopte nog, maar ook dat voelde vreemd ver weg, alsof het niet langer zijn eigen ritme volgde.
Plotseling hoorde hij een stem. Niet van buiten, maar vanbinnen.
"Ben je tevreden?"
Jenner keek geschrokken om zich heen. Niemand. Het veld was leeg. Alleen hij, de stille fabriek, en de onmetelijke leegte van de horizon.
"Ben je tevreden?" herhaalde de stem, rustig en zonder haast.
"Wie... wie is daar?" Jenner's stem klonk ruw, alsof hij dagen niet had gesproken.
"Het doet er niet toe wie ik ben. Het enige wat telt, is wat je nu voelt."
"Ik voel niets," zei Jenner, bijna automatisch. Maar zodra hij die woorden uitsprak, voelde hij een schok van iets onbekends door zijn borstkas trekken. Het was geen emotie zoals hij die kende. Het was iets nieuws, iets dat hij niet kon benoemen. Iets dat hem angst aanjoeg.
"Juist," zei de stem. "En is dat niet wat je wilde? Een leven zonder pijn, zonder teleurstelling, zonder die constante onrust?"
Jenner zweeg. De stem klonk alsof ze uit hemzelf kwam, alsof hij tegen zijn eigen schaduw sprak. "Ik dacht het wel," zei hij eindelijk. "Ik dacht... dat het beter zou zijn."
"En? Is het beter?"
Jenner keek opnieuw naar zijn handen, naar de wereld om hem heen. Alles leek stiller, helderder, simpeler. Maar die stilte voelde niet bevrijdend. Het voelde als een kooi.
"Ik weet het niet," fluisterde hij. "Het voelt leeg."
"Dat is het ook," antwoordde de stem. "Perfectie is leegte. Zonder de rommel van emoties, van verlangens, van fouten... blijft alleen leegte over. Is dat niet wat je zocht, Jenner?"
Jenner zakte door zijn knieën en liet zijn hoofd hangen. Voor het eerst voelde hij de randen van een gedachte die hij niet kon bevatten. Had hij dit echt gewild? Of had hij gewoon niet geweten wat hij anders moest willen? Zijn hele leven had hij gestreefd naar iets dat hij niet kon definiëren, en nu hij het eindelijk gevonden had, voelde het... onmenselijk.
De stem zweeg. Jenner was alleen met zichzelf en de wereld die stil en perfect bleef, alsof ze zijn innerlijke chaos niet langer weerspiegelde. Hij wist niet hoe lang hij daar zat, maar de tijd leek betekenisloos geworden.
Uiteindelijk stond hij op en begon weer te lopen. Zijn pas was traag, bijna mechanisch. De heuvel waar hij eerder naar de fabriek had gestaard, voelde nu als een grens tussen twee werelden. Hij keek naar de horizon, waar de lucht zich in een grijsblauwe waas verloor. Alles om hem heen was zo... stil.
Een flauw geluid trok zijn aandacht. Het was bijna onhoorbaar, een klein, ritmisch tikken. Jenner bleef staan en spitste zijn oren. Het kwam van ver weg, misschien uit het bos dat zich aan de rand van het veld bevond. Zonder na te denken begon hij te lopen, zijn voeten automatisch richting het geluid sturend.
Het tikken werd luider, en toen hij dichterbij kwam, zag hij een silhouet. Het was een vrouw, zittend op een omgevallen boomstam, een klein voorwerp in haar handen. Ze leek iets te repareren. Jenner bleef staan en keek naar haar, niet zeker van wat hij moest doen.
De vrouw keek op, alsof ze zijn aanwezigheid voelde. Haar ogen ontmoetten de zijne, en ze glimlachte. “Ah, daar ben je.”
Jenner fronste. “Ken je me?”
Ze knikte, alsof dat vanzelfsprekend was. “Iedereen kent je, Jenner. Jij bent de man die de machine heeft aangeraakt.”
Hij wilde vragen wat ze bedoelde, maar haar blik hield hem tegen. Ze leek niet verbaasd, niet bang, alleen... nieuwsgierig. “En?” vroeg ze. “Hoe voelt het?”
Jenner slikte. “Het voelt... leeg.”
De vrouw lachte zachtjes, alsof ze dat antwoord al had verwacht. “Dat doet het altijd. Dat is het enige wat die machine kan geven. Leegte.”
Jenner voelde een golf van frustratie door zich heen gaan, maar zelfs dat voelde niet echt. “Wat weet jij van die machine?” vroeg hij scherp.
“Meer dan jij, blijkbaar.” Ze stond op, haar gereedschap in haar hand, en liep naar hem toe. “Die machine is niet gemaakt om je beter te maken, Jenner. Het is gemaakt om je alles te laten opgeven wat je menselijk maakt.”
“Waarom?” Jenner’s stem trilde. “Waarom bestaat het dan?”
Ze keek hem aan, haar blik plotseling serieus. “Omdat mensen zoals jij altijd denken dat perfectie het antwoord is. Maar perfectie is leegte. En leegte is... niets.”
Jenner’s keel voelde droog. “Kan ik het terugdraaien?”
De vrouw bleef even stil. Toen zei ze: “Misschien. Maar je zult iets moeten vinden wat sterker is dan wat je hebt verloren. Iets wat de leegte kan vullen.”
Jenner keek haar aan, een nieuwe gedachte vormde zich langzaam in zijn hoofd. Misschien was dit zijn kans, niet om perfectie te vinden, maar om te leren wat het betekende om onvolmaakt te zijn. Misschien moest hij stoppen met zoeken naar antwoorden en beginnen met leven in de vragen.
Hij knikte langzaam. “En hoe vind ik dat?”
De vrouw glimlachte opnieuw. “Dat, Jenner, is aan jou.”
Met die woorden draaide ze zich om en verdween tussen de bomen, haar tikken nog steeds hoorbaar in de verte. Jenner bleef achter, alleen, maar dit keer voelde het anders. De leegte was er nog steeds, maar er was ook een sprankje – klein, bijna onzichtbaar – van iets dat leek op hoop.
Langzaam draaide hij zich om en liep terug naar de heuvel, terug naar een wereld die nog steeds stil was, maar die nu een vraag in zich droeg: Wat betekent het om mens te zijn? En voor het eerst voelde Jenner dat hij misschien het antwoord niet hoefde te vinden. Misschien was de zoektocht zelf genoeg.
Ai CLONE VAN DEZE FOTO