JPG - 4925 x 3196 px
Sprookje : De Schat van de Beer
Het was een heldere ochtend op Ameland, toen Lucie en haar twee zonen, Lucas en Mick, besloten op avontuur te gaan. Ze hadden al vele zomerdagen op het eiland doorgebracht, fietsend langs de dijken en spelend op het strand, maar vandaag zou anders zijn. Vandaag vertelde de wind hen een verhaal.
“Mama, hoorde je dat?” vroeg Lucas terwijl hij zijn fiets tegen een paal zette. Zijn ogen glinsterden van nieuwsgierigheid.
Lucie keek hem vragend aan. “Wat hoorde je, Lucas?”
“De wind,” zei hij, “hij fluisterde iets over een beer die een schat bewaakt.”
“Een schat?” vroeg Mick met grote ogen. “Wat voor schat?”
“Dat weet ik niet,” zei Lucas, “maar als er een beer is die hem bewaakt, moet het wel iets bijzonders zijn!”
Lucie glimlachte. “Nou, jongens, als de wind ons een verhaal vertelt, dan moeten we luisteren. Laten we de beer en zijn schat vinden.”
Voordat ze vertrokken, gingen ze langs bij een oude vrouw in een huisje aan de rand van de duinen. Zij was bekend om haar verhalen over het eiland. Toen ze de deur openden, stond ze al klaar met een kop thee en een mysterieuze glimlach.
“Ah, jullie hebben de wind gehoord,” zei ze alsof ze hun gedachten las.
“Klopt,” zei Lucas. “Hij vertelde over een beer die een schat bewaakt. Wat betekent dat?”
De oude vrouw knikte bedachtzaam. “Lang geleden leefde er een beer op Ameland, groter en sterker dan alle andere dieren. Hij beschermde een schat zo waardevol dat niemand durfde te proberen hem te stelen. De schat ligt verborgen diep in de duinen, en alleen degenen met een puur hart kunnen hem vinden.”
“Hoe vinden we de beer?” vroeg Mick.
“Volg de aanwijzingen van de natuur,” zei de vrouw. “Maar pas op, de beer test iedereen die zijn schat wil vinden. Alleen als jullie samenwerken en elkaar vertrouwen, zullen jullie slagen.”
Met die raad vertrokken ze, vastberaden om het avontuur aan te gaan.
Ze stapten op hun fietsen en reden over het dijkpad. De zee klotste rustig tegen de kust, en meeuwen cirkelden boven hen. Plots hoorden ze een vreemd lied, een melodie die leek te komen van de vogels zelf. Lucas stopte abrupt.
“Hoor je dat, mama? Het is net alsof de meeuwen zingen.”
Lucie luisterde aandachtig. “Misschien is het een aanwijzing,” zei ze. “Wat denk je, Mick?”
Mick keek naar de meeuwen en toen naar het pad voor hen. “Misschien willen ze dat we hun richting volgen.”
De meeuwen vlogen in een boog naar een klein pad dat het binnenland in leidde, weg van de zee. Zonder te aarzelen volgden ze, hun fietsen ratelend over het hobbelige pad.
Het pad bracht hen naar een oude duin, waar ze een vreemd spoor in het zand zagen. Grote pootafdrukken met klauwen erin, alsof een reusachtig dier daar had gelopen.
“Mama, kijk!” riep Mick, terwijl hij naar de afdrukken wees. “Dat moeten de sporen van de beer zijn!”
“Je hebt gelijk,” zei Lucas, die naast hem knielde om de afdrukken te bestuderen. “Maar waarom stopt het spoor hier?”
Lucie wees naar een half verborgen voorwerp in het zand. Toen ze het uitgroeven, bleek het een grote klauw van hout te zijn, versierd met houtsnijwerk dat een verhaal leek te vertellen.
“Dit moet een aanwijzing zijn,” zei Lucie. “Kijk, hierop staat een pijl. Misschien wijst het ons de weg.”
Met de houten klauw in handen stapten ze weer op hun fietsen en volgden de richting van de pijl, die hen verder de duinen in leidde.
De pijl bracht hen naar een gebied vol hoge duinen die als een doolhof in elkaar leken te grijpen. Het was stil, behalve het zachte geruis van de wind. Overal waar ze keken, zagen ze zand en helmgras, maar geen teken van de beer of de schat.
“Hoe vinden we hier onze weg?” vroeg Mick, die een beetje zenuwachtig werd.
“Misschien moeten we op zoek naar iets dat niet in het zand hoort,” stelde Lucas voor.
Ze splitsten zich op en begonnen rond te kijken. Het was Lucas die als eerste iets vond: een grote steen met een inscriptie erin. Op de steen stond: "Waar het zand rood wordt, vind je de sleutel."
“Rood zand?” vroeg Mick verbaasd. “Waar vinden we dat?”
Ze klommen naar de top van een van de duinen en keken uit over het landschap. In de verte zagen ze een klein stukje zand dat vreemd rood leek te zijn in het licht van de ondergaande zon.
“Daarheen!” riep Lucie.
Toen ze de rode duin bereikten, zagen ze dat het zand niet echt rood was, maar bedekt met kleine rode steentjes die schitterden als edelstenen. Midden in de duin stond een houten paal, en aan de paal hing een oude sleutel, glanzend in het zonlicht.
“Dit moet de sleutel zijn!” zei Mick enthousiast. Hij sprong van zijn fiets en rende naar de paal om de sleutel te pakken.
“Goed gedaan, Mick,” zei Lucie. “Maar waar past deze sleutel op?”
“Misschien op de schat van de beer,” zei Lucas. “Laten we verder zoeken.”
Met de sleutel in handen volgden ze een nieuw spoor dat hen leidde naar een donkere opening in een grote duin, alsof de duin zelf een grot verborgen hield. Even verder in de opening was een deur die op slot was.
“De sleutel” zei Mick, “die past er misschien in.” En ja hoor, met de sleutel openden ze de deur.
Toen ze de grot binnengingen, voelden ze de lucht kouder worden. Het was donker, maar in de verte zagen ze een zachte gloed. Stilletjes liepen ze verder, totdat ze een reusachtige beer zagen zitten. Zijn vacht glinsterde alsof hij gemaakt was van sterrenstof, en zijn ogen keken vriendelijk maar waakzaam.
“Waarom zijn jullie hier gekomen?” gromde de beer, zijn diepe stem echoënd door de grot.
“We zoeken de schat,” zei Lucas moedig. “Maar we willen hem niet stelen. We willen alleen weten wat het is.”
De beer keek hen onderzoekend aan. “De schat is niet zomaar voor iedereen. Alleen wie eerlijk, dapper en vol liefde is, mag hem zien. Zijn jullie dat?”
De kinderen knikten. Lucie legde een hand op Mick’s schouder en zei: “We hebben als gezin dit avontuur samen volbracht. Als dat niet genoeg is, dan laten we de schat met rust.”
De beer glimlachte. “Jullie hebben het begrepen. Kom, ik zal jullie de schat laten zien.”
De beer draaide zich om en leidde hen naar een hoek van de grot. Daar, in het zachte licht, lag geen goud of edelstenen, maar een eenvoudige houten kist. Toen de beer hem opende, zagen ze dat de kist gevuld was met verhalen. Rollen perkament, elk met een prachtig verhaal over moed, vriendschap en liefde.
“Dit is de echte schat,” zei de beer. “Verhalen zijn waardevoller dan goud, want ze brengen mensen samen en houden herinneringen levend.”
Mick pakte een van de rollen en glimlachte. “Dit is nog beter dan goud,” zei hij.
De beer knikte. “Neem de verhalen mee en vertel ze verder. En vergeet nooit wat jullie vandaag hebben geleerd.”
Toen ze terugkeerden naar hun huisje, voelden ze zich rijker dan ooit. Niet door materiële schatten, maar door de ervaring en de verhalen die ze samen hadden ontdekt. Vanaf die dag vertelden Lucas, Mick en Lucie het verhaal van de beer en zijn schat aan iedereen die het wilde horen, en de wind droeg hun woorden verder over het eiland.
En de beer? Die bleef in zijn grot, wachtend op de volgende dromers die moedig genoeg waren om de reis te maken.
(EN)
The Bear’s Treasure
Long ago, on a bright morning on Ameland, Lucie and her two sons, Lucas and Mick, set off on an adventure. They had spent many summer days on the island, cycling along the dikes and playing on the beach, but today was different. Today, the wind whispered a story to them.
“Mama, did you hear that?” Lucas asked, stopping his bike. His eyes sparkled with curiosity.
Lucie looked at him, puzzled. “What did you hear, Lucas?”
“The wind,” he said, “it whispered something about a bear guarding a treasure.”
“A treasure?” Mick asked, his eyes wide. “What kind of treasure?”
“I don’t know,” Lucas replied, “but if there’s a bear guarding it, it must be something special!”
Lucie smiled. “Well, boys, if the wind tells us a story, we have to listen. Let’s go find the bear and his treasure.”
Before they left, they visited an old woman who lived in a small house at the edge of the dunes. She was known for her stories about the island. When they opened the door, she was already waiting with a cup of tea and a mysterious smile.
“Ah, you heard the wind,” she said, as if reading their thoughts.
“Yes,” Lucas said. “It spoke of a bear guarding a treasure. What does it mean?”
The old woman nodded thoughtfully. “Long ago, there was a bear on Ameland, bigger and stronger than any other animal. He guarded a treasure so valuable that no one dared to steal it. The treasure is hidden deep in the dunes, and only those with pure hearts can find it.”
“How do we find the bear?” Mick asked.
“Follow the signs of nature,” the woman said. “But beware, the bear will test anyone who seeks his treasure. Only if you work together and trust each other will you succeed.”
With her advice in mind, they set off, determined to embark on the adventure.
They got on their bikes and cycled along the dike path. The sea lapped gently against the shore, and gulls circled above them. Suddenly, they heard a strange melody, as if the birds themselves were singing. Lucas stopped abruptly.
“Do you hear that, Mama? It sounds like the gulls are singing.”
Lucie listened carefully. “Maybe it’s a sign,” she said. “What do you think, Mick?”
Mick looked at the gulls and then at the path ahead. “Maybe they want us to follow them.”
The gulls flew in an arc toward a small path leading inland, away from the sea. Without hesitation, they followed, their bikes rattling over the uneven path.
The path led them to an old dune, where they saw strange tracks in the sand. Large paw prints with claws, as if a giant animal had walked there.
“Mama, look!” Mick exclaimed, pointing at the tracks. “Those must be the bear’s footprints!”
“You’re right,” Lucas said, kneeling beside him to study the prints. “But why do the tracks stop here?”
Lucie pointed to a half-hidden object in the sand. When they dug it up, it turned out to be a large wooden claw, intricately carved with symbols that seemed to tell a story.
“This must be a clue,” Lucie said. “Look, there’s an arrow carved into it. Maybe it shows us the way.”
Holding the wooden claw, they got back on their bikes and followed the arrow’s direction, which led them further into the dunes.
The arrow brought them to an area of high dunes that intertwined like a labyrinth. It was quiet, except for the soft rustling of the wind. Everywhere they looked, they saw sand and marram grass, but no sign of the bear or the treasure.
“How do we find our way here?” Mick asked, a bit nervously.
“Maybe we need to look for something that doesn’t belong in the sand,” Lucas suggested.
They split up and began searching. It was Lucas who found something first: a large stone with an inscription carved into it. On the stone were the words: “Where the sand turns red, you will find the key.”
“Red sand?” Mick asked, puzzled. “Where do we find that?”
They climbed to the top of one of the dunes and looked out over the landscape. In the distance, they saw a small patch of sand that appeared oddly red in the light of the setting sun.
“There!” Lucie shouted.
When they reached the red dune, they saw that the sand wasn’t actually red but covered with small red stones that sparkled like gemstones. In the center of the dune stood a wooden post, and hanging from it was an old key, gleaming in the sunlight.
“This must be the key!” Mick said excitedly. He jumped off his bike and ran to the post to grab the key.
“Well done, Mick,” Lucie said. “But where does this key fit?”
“Maybe it unlocks the bear’s treasure,” Lucas said. “Let’s keep searching.”
With the key in hand, they followed a new trail that led them to a dark opening in a large dune, as if the dune itself concealed a cave. A little further into the opening was a door that was locked.
“The key” said Mick, ”it might fit.” And yes, with the key they opened the door.
As they entered the cave, the air grew colder. It was dark, but in the distance, they saw a soft glow. Quietly, they moved forward until they saw a giant bear sitting at the back of the cave. His fur shimmered as if made of stardust, and his eyes were kind yet watchful.
“Why have you come here?” the bear rumbled, his deep voice echoing through the cave.
“We’re looking for the treasure,” Lucas said bravely. “But we don’t want to steal it. We just want to know what it is.”
The bear studied them carefully. “The treasure is not for everyone. Only those who are honest, brave, and full of love may see it. Are you those people?”
The children nodded. Lucie placed a hand on Mick’s shoulder and said, “We’ve completed this adventure together as a family. If that’s not enough, we will leave the treasure untouched.”
The bear smiled. “You understand. Come, I will show you the treasure.”
The bear turned and led them to a corner of the cave. There, in the soft glow, was not gold or jewels but a simple wooden chest. When the bear opened it, they saw it was filled with stories. Rolls of parchment, each containing a beautiful tale of courage, friendship, and love.
“This is the true treasure,” the bear said. “Stories are more valuable than gold because they bring people together and keep memories alive.”
Mick picked up one of the scrolls and smiled. “This is even better than gold,” he said.
The bear nodded. “Take the stories with you and share them. And never forget what you’ve learned today.”
When they returned to their cottage, they felt richer than ever—not because of material treasures, but because of the experience and the stories they had discovered together. From that day on, Lucas, Mick, and Lucie told the story of the bear and his treasure to anyone who would listen, and the wind carried their words across the island.
And the bear? He stayed in his cave, waiting for the next dreamers brave enough to make the journey.
Ai CLONE OF THIS PHOTO
Ai PHOTO OF THIS STORY