Playback speed
×
Share post
Share post at current time
0:00
/
0:00
Transcript

25-08-2019 | De Arme Rijkaard

Photo by Ofoto Ray - Lost in Prague 138

Het was een bewolkte ochtend in de smalle straatjes van een oude stad. De geur van versgebakken brood vermengde zich met het vochtige aroma van regen die op de kasseien was gevallen. Voor een verweerde etalage stond een man met zijn neus bijna tegen het glas gedrukt. Zijn lange, grijze haren vielen over zijn schouders, net niet helemaal gekamd, en zijn kleren – een te wijd wit T-shirt en vale linnen broek – deden vermoeden dat hij het financieel moeilijk had. Maar schijn bedroog.

Dit was Herbert van der Velde, een man met een verhaal. Herbert was steenrijk, of op zijn minst was hij dat ooit geweest. Een pionier in de opkomst van de computerindustrie, met een visionaire blik en een ondernemersdrang die hem in de jaren ’90 miljonair maakte. Hij richtte een succesvol techbedrijf op dat de eerste computers aan particulieren verkocht. Iedereen kende zijn naam; journalisten noemden hem een genie. Maar wat zijn partners al snel doorhadden – en wat Herbert nooit in de spiegel kon zien – was dat zijn ego hem onvermijdelijk de das om zou doen.

Herbert was overtuigd van zijn eigen genialiteit. Als zijn adviseurs waarschuwden voor financiële risico's, wuifde hij hun zorgen weg. "Ik weet precies wat ik doe," zei hij dan, terwijl hij met een glanzend horloge om zijn pols in vergaderingen verscheen. Zijn bedrijf ging ten onder, niet door de markt, niet door de concurrentie, maar door Herberts eigen onbuigzaamheid. En toch bleef hij, ondanks zijn faillissement, overtuigd van zijn superioriteit.

Nu, twintig jaar later, was hij een man die door de stad dwaalde met een verweerde boodschappentas, waarin hij enkele bio-groenten en een herbruikbare drinkfles bewaarde. Hoewel hij zijn miljoenen had verloren, leefde Herbert nog steeds met het idee dat hij iets beters was dan de mensen die hem op straat passeerden.

Herbert's dag begon altijd met een veganistisch ontbijt, gevolgd door urenlang scrollen door obscure blogs en sociale media-pagina’s. Hij was ervan overtuigd dat de wereld verging – niet door oorlog of economische crises, maar door CO2-uitstoot. "De mensheid is een virus," zei hij vaak tegen zichzelf, terwijl hij aan zijn havermelk-latte nipte. Hij noemde zichzelf een ‘wakkere geest’, iemand die de ware problemen van de wereld inzag. Wie het niet met hem eens was, bestempelde hij als een domme rechtsextremist of een ‘slaaf van het kapitalisme’.

Voor Herbert was elk gesprek een kans om zijn morele superioriteit tentoon te stellen. "Weet je," begon hij vaak tegen voorbijgangers die hij in de rij bij de bakker ontmoette, "deze broodjes zouden veel duurzamer zijn als ze lokaal geproduceerd graan gebruikten." Het maakte niet uit dat hij geen idee had waar de bakker zijn graan vandaan haalde. Zijn woorden klonken wijs, en dat was voor Herbert voldoende.

Hoewel Herbert zichzelf graag neerzette als een man van principes en empathie, was hij in werkelijkheid een meester in het manipuleren van anderen. Hij glimlachte vaak naar mensen en stelde aardige vragen, maar alleen om de aandacht naar zichzelf te trekken. Een gesprek met Herbert voelde altijd als een monoloog, waarbij hij anderen nauwelijks de kans gaf om hun gedachten te delen.

"Ik begrijp het echt," zei hij vaak, als iemand een probleem met hem deelde. "Maar wist je dat ik ooit iets soortgelijks heb meegemaakt, en dat ik toen..." Vanaf dat moment ging het gesprek onvermijdelijk alleen nog maar over Herbert. Hij leek de perfecte luisteraar, maar in werkelijkheid draaide alles om hem.

Het tragische was dat Herbert dit niet doorhad. Hij geloofde oprecht dat hij aardig was. Dat hij goed was. En dat iedereen die hem niet bewonderde simpelweg niet in staat was om zijn genialiteit te begrijpen.

Terwijl hij daar stond voor de etalage, staarde Herbert naar een kunstwerk – een ingewikkeld metalen sculptuur, abstract en indrukwekkend. Hij kon het niet betalen, maar dat deed er niet toe. "De mensheid heeft geen kunst nodig," mompelde hij, meer tegen zichzelf dan tegen iemand anders. "We hebben actie nodig. Klimaatverandering stopt niet door mooie dingen te maken."

De ironie was dat Herbert zelf nooit iets had ondernomen om zijn idealen te verwezenlijken. Hij doneerde niets aan goede doelen, hij hielp geen mensen in nood. Hij was een man van woorden, geen daden. Hij vertelde graag over de problemen van de wereld, maar als iemand hem vroeg wat hij eraan deed, veranderde hij snel van onderwerp.

Herbert’s rijkdom lag niet in zijn bankrekening, die inmiddels leeg was. Het lag in zijn perceptie van zichzelf – een rijkdom die hem afsloot van de realiteit. Hij was arm, niet in geld, maar in zelfreflectie. Arm in empathie. Arm in het vermogen om werkelijk iets bij te dragen aan de wereld waar hij zogenaamd zoveel om gaf.

Op een dag ontmoette Herbert een jonge vrouw, Louise, die net haar master in milieuwetenschappen had afgerond. Herbert begon zijn gebruikelijke preek over CO2 en duurzaamheid, overtuigd dat hij haar kon imponeren met zijn wijsheid. Maar Louise had een scherp inzicht en weinig geduld voor Herberts oppervlakkige analyses.

"Herbert," onderbrak ze hem halverwege een betoog over de gevaren van fossiele brandstoffen. "Ik waardeer je passie, maar weet je eigenlijk hoe het beleid rond CO2-uitstoot werkt? Heb je ooit een wetenschappelijk rapport gelezen, of praat je gewoon anderen na?"

Herbert bleef met zijn mond open staan. Het was lang geleden dat iemand hem zo direct had aangesproken. "Natuurlijk weet ik dat!" sputterde hij. Maar Louise bleef hem aankijken, met een blik die duidelijk maakte dat ze door zijn façade heen keek.

"Je doet alsof je alles weet," vervolgde ze. "Maar als je echt zoveel gaf om de wereld, zou je iets dóen in plaats van alleen praten."

Na zijn ontmoeting met Louise voelde Herbert zich voor het eerst in jaren ongemakkelijk. Hij liep door de straten van de stad, zonder doel, zonder bestemming. Voor het eerst begon hij zich af te vragen of zijn visie op de wereld wel klopte. Maar die gedachte was te pijnlijk, te confronterend. Dus schudde hij zijn hoofd en mompelde tegen zichzelf: "Ze snapt het gewoon niet."

Herbert bleef zichzelf wijsmaken dat hij de waarheid in pacht had. Maar diep vanbinnen, heel diep, begon een klein stemmetje te fluisteren dat hij misschien niet zo wijs was als hij altijd had gedacht. Dat stemmetje probeerde hij te negeren, net zoals hij ooit de waarschuwingen van zijn adviseurs had genegeerd, de mensen die zijn bedrijf hadden kunnen redden.

Herbert zal nooit toegeven dat hij de controle over zijn leven kwijt is. Voor hem is het belangrijker om gelijk te hebben dan om gelukkig te zijn. Hij blijft ronddwalen in de stad, met zijn boodschappentas en zijn verouderde idealen, overtuigd dat hij de wereld begrijpt zoals niemand anders dat kan. Maar de waarheid is simpel: Herbert is niet rijk. Niet in wijsheid, niet in liefde, niet in geluk. Hij is een arme rijkaard, gevangen in de illusie van zijn eigen belangrijkheid.

En zo blijft Herbert staan voor de etalage, starend naar een kunstwerk dat hij nooit zal bezitten, denkend aan een wereld die hij nooit zal begrijpen.

OFOTO
2018-2019
Photos made in 2018 and 2019
Authors
OFOTO