Pilot looks tired after flightshow.
JPG - 2171x2106 px - 314 dpi
De Laatste Stunt
De menigte joelde en klapte uitbundig terwijl piloot Hendrik “Harry” van der Meer zijn vliegtuig, een glimmend rode Hunter T7, naar de landingsbaan stuurde. Zijn adrenaline was nog steeds hoog na de reeks duizelingwekkende stunts die hij net had uitgevoerd. Hij had de lucht doorkliefd in scherpe loopings en dubbele rollen, was meters laag boven de grond gedoken en omhoog geschoten met een snelheid die bijna het geluid doorbrak. Dit was niet zomaar een vliegshow; het was het grootste stuntfestival van het jaar, en Harry was de ster van de show.
Harry was in de vijftig, maar zijn passie voor vliegen had de tand des tijds doorstaan. Elke keer als hij in de cockpit kroop en de motoren hoorde grommen, voelde hij zich weer die jonge piloot die de lucht in ging met niets dan bravoure en een ongezonde dosis zelfvertrouwen. Vandaag was een goede dag geweest, en de routine ging soepel. Maar terwijl hij langzaam naar de hangar taxiede, voelde hij een vermoeidheid die dieper leek te gaan dan gewoonlijk. Zijn rug protesteerde, zijn hoofd bonkte, en zijn ogen brandden. Hij was zich er niet van bewust dat deze vermoeidheid niet alleen het gevolg was van een lange dag in de lucht.
Toen het vliegtuig stil stond in de hangar, zakte Harry in zijn stoel en liet zijn hoofd achterover rusten tegen de hoofdsteun. Hij sloot zijn ogen even en haalde diep adem. Het geroezemoes van de menigte klonk nu als een verre echo, gedempt door de dikke glazen ruiten van de cockpit. Hij glimlachte zachtjes voor zichzelf. “Weer een show overleefd, ouwe jongen,” mompelde hij, trots maar uitgeput.
Plotseling hoorde hij geklop op de ruit van de cockpit. Hij keek op en zag zijn vaste monteur, Erik, hem breed glimlachend aankijken. Erik was een slanke, jongere man met een hoofd vol rossig haar, iemand die een beetje de dynamiek had van een student die nooit echt volwassen was geworden. Hij maakte een gebaar met zijn hand, waarmee hij vroeg of Harry de cockpit wilde openen.
Harry knikte en opende de kap van zijn cockpit, die piepend omhoog schoof. Een koele bries vulde de cabine, en Harry ademde diep in. De geur van kerosine en metaal was altijd vertrouwd, maar deze keer leek er iets anders in de lucht te hangen, iets... zoets? Het deed hem even aan karamel denken, een vreemde geur in een omgeving die gedomineerd werd door olie en smeermiddelen. Hij keek naar Erik, die zijn grijns had verruild voor een serieus gezicht.
“Weet je wat het is, Erik? Ik voel me vandaag een beetje… vreemd,” zei Harry, terwijl hij voorzichtig zijn harnas losmaakte.
Erik antwoordde niet meteen. Hij keek naar Harry met een onderzoekende blik, alsof hij iets in zijn gezicht probeerde te lezen. “Weet je het zeker, Harry? Je zag er goed uit in de lucht.”
Harry lachte. “Nou, dat hoort bij het vak, toch? Maar ik voel me gewoon… anders.” Hij zweeg even, de woorden zoekend. “Alsof ik... niet alleen was daarboven.” Hij realiseerde zich dat het belachelijk klonk zodra hij het zei. Niet alleen? Natuurlijk was hij alleen in zijn vliegtuig.
Erik keek naar hem met een lichte frons. “Misschien moet je wat rust nemen, Harry. De show was intens vandaag.”
Harry knikte afwezig en stapte uit de cockpit. Maar terwijl hij met beide voeten op de grond stond, voelde hij een intense duizeling, en het leek alsof de vloer onder hem bewoog. Hij greep de rand van de cockpit vast om zichzelf te stabiliseren, en voor een ogenblik voelde hij een kille hand op zijn schouder. Verbaasd draaide hij zich om, maar niemand stond daar. Het was alleen hij en Erik in de hangar.
“Alles goed, ouwe?” vroeg Erik bezorgd.
“Ja… ja, ik denk het wel,” mompelde Harry, zijn eigen stem niet herkennend door de lichte trillingen erin.
De rest van de dag verliep in een waas. Na de show dronk hij wat met zijn collega’s, maar voelde zich als een vreemdeling in de kamer. Zelfs het geroezemoes van de stemmen leek vreemd, alsof hij het allemaal door een dikke mist hoorde. De zoete geur van karamel bleef in zijn neus hangen, ongeacht waar hij naartoe ging. Hij ging vroeg naar huis en viel vrijwel meteen in slaap.
Die nacht werd hij wakker van een vreemd geluid, een zacht gezoem dat door zijn slaapkamer leek te dwalen. Toen hij zijn ogen opendeed, zag hij het rode gloed van een cockpit-instrumentenpaneel. Hij knipperde een paar keer en besefte dat hij niet in zijn bed lag. Hij zat in zijn vliegtuig, in de lucht, midden in de nacht. Zijn handen lagen op de knoppen, zijn voeten rustten op de pedalen. Hij had geen idee hoe hij daar was gekomen.
“Wat… wat gebeurt hier?” stamelde hij, terwijl hij om zich heen keek. Alles zag er normaal uit, maar toch voelde hij zich verstikkend ongemakkelijk. De lucht om hem heen leek dik, alsof hij door een stroperige mist vloog, en de geur van karamel vulde opnieuw zijn cockpit.
Opeens hoorde hij een stem. “Harry…” Het was zacht, als een fluistering die door de intercom kwam. Maar de intercom stond niet aan, en hij was alleen in het vliegtuig. Hij voelde zijn hart sneller slaan.
“Wie is daar?” riep hij, terwijl hij zich naar het instrumentenpaneel boog, op zoek naar een teken van storing. Maar de stem bleef. “Harry… je bent niet alleen…”
Zijn hand trilde toen hij naar de stuurknuppel greep, maar het stuur voelde koud aan, bijna alsof het gemaakt was van ijs. Plotseling begon het vliegtuig te draaien, alsof een onzichtbare kracht aan de besturing trok. Harry probeerde het tegen te houden, maar zijn handen voelden slap en krachteloos. Het was alsof hij gevangen zat in zijn eigen vliegtuig, zonder controle over zijn bewegingen.
“Harry…” De stem klonk nu luider, en het had iets bekends. Iets dat hij herkende, maar niet kon plaatsen. De stem had iets zachts, alsof het iemand was die hij ooit goed gekend had, iemand die hij al jaren niet meer gesproken had.
Toen drong het tot hem door. Het was zijn oude vriend en mentor, Klaas. De man die hem alles had geleerd over vliegen. Maar Klaas was al jaren dood, omgekomen tijdens een trainingsvlucht toen Harry nog een jonge piloot was. Hoe kon dat?
“K-Klaas?” stamelde hij.
“Ja, Harry…” de stem echode in de cockpit. “Ik ben hier om je te waarschuwen.”
“Waarschuwen? Waarvoor?” Harry’s handen trilden nu hevig. “Wat wil je van me?”
“Het is tijd om te stoppen, Harry. De lucht heeft genoeg van je genomen… en het zal meer nemen als je doorgaat.”
De mist in de cockpit werd dikker, en de geur van karamel veranderde langzaam in een scherpe, bittere geur. Harry begon te hoesten, en zijn ogen brandden. Hij kneep ze dicht en probeerde te ademen, maar zijn keel voelde verstopt, alsof hij in rook stikte. Zijn handen grepen naar de zuurstofmaskerknop, maar zijn vingers raakten enkel lucht.
“Stop met vechten, Harry,” fluisterde Klaas. “Laat los…”
Harry’s lichaam ontspande langzaam, tegen zijn wil in. Hij voelde een koude rilling over zijn rug glijden, en een diepe rust vulde zijn gedachten. Was dit het einde? Hij wilde nog zoveel doen, nog zoveel shows vliegen. Maar de stem van Klaas klonk nu als een geruststellende melodie, die hem naar beneden trok.
En toen, net zo plotseling als het begon, was het voorbij. Harry schoot overeind in zijn bed, zijn lichaam doordrenkt van het zweet. Hij hapte naar adem en keek om zich heen. Hij was in zijn slaapkamer, veilig en wel. Het vliegtuig, de mist, de stem… het was weg.
Met een diepe zucht sloot hij zijn ogen en haalde hij een paar keer diep adem. “Het was maar een droom,” fluisterde hij tegen zichzelf. Maar toen hij opkeek, viel zijn blik op zijn handen. Zijn vingers waren koud en rood, en de geur van karamel hing nog steeds in de kamer.
Op zijn nachtkastje lag een klein metalen object, een oude vleugelpin die ooit van Klaas was geweest. Harry staarde ernaar, zijn hart bonsde in zijn borst. Hij had die pin al jaren niet meer gezien.
Het werd hem duidelijk: de boodschap was geen droom. Het was een waarschuwing.
Harry legde de pin voorzichtig in een doosje, draaide zich om en staarde naar het plafond. Voor het eerst in zijn leven voelde hij angst voor de lucht. Hij wist dat zijn carrière erop zat. En hij wist, met elke vezel in zijn lichaam, dat het de laatste waarschuwing was geweest.
The Final Stunt
The crowd roared and clapped enthusiastically as pilot Hendrik “Harry” van der Meer taxied his shiny red Hunter T7 back to the runway. His adrenaline was still high after the dizzying series of stunts he had just performed. He had sliced through the air in sharp loops and double rolls, skimmed low to the ground, and shot upward at near-supersonic speeds. This wasn’t just any air show; it was the biggest stunt festival of the year, and Harry was the star of the show.
Harry was in his fifties, but his passion for flying had withstood the test of time. Every time he climbed into the cockpit and heard the engines roar, he felt like that young pilot taking to the skies with nothing but bravado and a dangerous dose of confidence. Today had been a good day, and the routine had gone smoothly. But as he slowly taxied toward the hangar, he felt a weariness that seemed deeper than usual. His back ached, his head throbbed, and his eyes burned. He wasn’t aware yet that this fatigue was more than just a long day in the air.
When the plane came to a stop in the hangar, Harry slumped back in his seat, letting his head rest against the headrest. He closed his eyes and took a deep breath. The distant murmur of the crowd sounded like an echo, muffled by the thick glass canopy. He smiled faintly to himself. “Another show survived, old boy,” he mumbled, proud but exhausted.
Suddenly, he heard a knock on the cockpit glass. He looked up and saw his trusty mechanic, Erik, grinning at him from outside. Erik was a slim, younger man with a mop of reddish hair, someone with the energy of a perpetual student. He gestured for Harry to open the cockpit.
Harry nodded and opened the canopy, which creaked as it slid up. A cool breeze filled the cabin, and Harry took a deep breath. The familiar smell of kerosene and metal filled his nose, but today there was something different in the air—something… sweet? It reminded him of caramel, a strange scent in a place usually dominated by oil and grease. He looked at Erik, who had switched his grin for a more serious expression.
“You know, Erik? I feel a bit… strange today,” Harry said as he carefully unfastened his harness.
Erik didn’t respond immediately. He looked at Harry with a scrutinizing gaze, as if trying to read something in his face. “Are you sure, Harry? You looked good up there.”
Harry laughed. “Well, it comes with the job, doesn’t it? But I just feel… different.” He paused, searching for words. “Like I… wasn’t alone up there.” He realized how ridiculous it sounded as soon as he said it. Not alone? Of course he was alone in his plane.
Erik gave him a puzzled look. “Maybe you just need some rest, Harry. The show was intense today.”
Harry nodded absently and climbed out of the cockpit. But as he set both feet on the ground, a wave of dizziness hit him, and the floor seemed to shift beneath him. He grabbed the edge of the cockpit to steady himself, and for a split second, he felt an icy hand on his shoulder. Startled, he turned around, but no one was there. It was just him and Erik in the hangar.
“You okay, old man?” Erik asked, concerned.
“Yeah… yeah, I think so,” Harry mumbled, not recognizing the slight tremor in his own voice.
The rest of the day passed in a haze. After the show, he had a drink with his colleagues, but he felt like a stranger in the room. Even the buzz of voices sounded strange, as though he were hearing it all through a thick fog. The sweet smell of caramel lingered in his nose, no matter where he went. He went home early and fell asleep almost instantly.
That night, he woke up to a strange sound—a faint buzzing that seemed to wander through his bedroom. When he opened his eyes, he saw the red glow of a cockpit instrument panel. He blinked a few times and realized he wasn’t in his bed. He was in his plane, in the air, in the middle of the night. His hands rested on the controls, his feet on the pedals. He had no idea how he had gotten there.
“What… what’s happening?” he stammered, looking around. Everything looked normal, yet he felt an intense, suffocating discomfort. The air around him seemed thick, as though he were flying through a syrupy fog, and the smell of caramel filled the cockpit again.
Suddenly, he heard a voice. “Harry…” It was soft, like a whisper coming through the intercom. But the intercom wasn’t on, and he was alone in the plane. His heart started pounding.
“Who’s there?” he shouted, leaning toward the instrument panel, looking for a sign of a malfunction. But the voice continued. “Harry… you’re not alone…”
His hand trembled as he gripped the control stick, but the stick felt cold, almost as if it were made of ice. Suddenly, the plane began to veer, as if an invisible force were pulling on the controls. Harry tried to fight it, but his hands felt weak and powerless. It was as if he were trapped in his own plane, with no control over his movements.
“Harry…” The voice was louder now, and it sounded familiar. It was someone he knew, someone he hadn’t heard in years. The voice had a gentle quality, as though it belonged to someone he had once known well, someone he hadn’t spoken to in ages.
Then it hit him. It was his old friend and mentor, Klaas. The man who had taught him everything about flying. But Klaas had died years ago, killed in a training flight when Harry was still a young pilot. How could this be?
“K-Klaas?” he stammered.
“Yes, Harry…” the voice echoed in the cockpit. “I’m here to warn you.”
“Warn me? About what?” Harry’s hands shook violently now. “What do you want from me?”
“It’s time to stop, Harry. The sky has taken enough from you… and it will take more if you keep going.”
The mist in the cockpit thickened, and the caramel scent turned sharp and bitter. Harry started coughing, his eyes burning. He squeezed them shut, trying to breathe, but his throat felt blocked, as though he were choking on smoke. His hands reached for the oxygen mask button, but his fingers only grasped at empty air.
“Stop fighting, Harry,” Klaas whispered. “Let go…”
Harry’s body relaxed slowly, against his will. He felt a cold shiver run down his spine, and a deep calm washed over his mind. Was this the end? There was so much he still wanted to do, so many shows he still wanted to fly. But Klaas’s voice was soothing now, drawing him downward.
And then, as suddenly as it had begun, it was over. Harry shot up in his bed, his body drenched in sweat. He gasped for breath, looking around. He was in his bedroom, safe and sound. The plane, the mist, the voice… it was gone.
With a deep sigh, he closed his eyes and took a few steady breaths. “It was just a dream,” he whispered to himself. But when he looked down, he noticed his hands. His fingers were cold and red, and the scent of caramel still lingered in the room.
On his nightstand lay a small metal object—an old wing pin that had once belonged to Klaas. Harry stared at it, his heart pounding in his chest. He hadn’t seen that pin in years.
The message was clear: it wasn’t just a dream. It was a warning.
Carefully, Harry placed the pin in a small box, turned over, and stared at the ceiling. For the first time in his life, he felt fear of the sky. He knew his career was over. And he knew, in every fiber of his being, that it had been his final warning.
Ai CLONE OF THIS PHOTO